Vragen om verduidelijking

Op 22 juli 2016 heeft de Commissie van Aanbestedingsexperts Advies 310 uitgebracht. In dit advies heeft de Commissie zich uitgesproken over een klacht, die betrekking had op een verzoek van een aanbesteder aan onder meer klager om een toelichting op diens inschrijving.

Bard van Veen advocaat bij Severijn Hulshof

Dergelijke verzoeken om informatie worden door aanbestedende diensten met enige regelmaat gedaan en klager vroeg zich in de onderhavige kwestie af of dat verzoek wel gerechtvaardigd was. De kwestie had betrekking op een Europese niet-openbare procedure voor een overheidsopdracht voor diensten, te weten op het onderzoek en de asbestsanering van circa 550 tuinen.

De opdracht werd aanbesteed door middel van een overzicht met open posten op basis van de Standaard RAW 2010. In de aanbestedingsstukken had de aanbestedende dienst zich op meerdere plekken de ruimte gecreëerd om inschrijvers om allerlei informatie te vragen en was bepaald dat een inschrijver die in zijn inschrijving onjuiste informatie verstrekt door de aanbestedende dienst kan worden uitgesloten.

De aanbesteder had klager op een groot aantal punten uit zijn inschrijving om verduidelijking gevraagd, daarbij verwijzend naar artikel 01.01.04 RAW 2010 en een paragraaf in het beschrijvend document, dat eveneens onderdeel uitmaakte van de aanbestedingsstukken. Klager had zich op het standpunt gesteld dat de aanbesteder ten onrechte dit verzoek had gedaan, althans nader moest motiveren waarom de betreffende informatie werd gevraagd. Klager had zich in zijn reacties richting de aanbesteder ook op het standpunt gesteld, dat zijn inschrijving bedrijfsvertrouwelijke informatie bevatte, waarvan het verspreiden niet zonder meer wenselijk was. Met andere woorden, in de ogen van klager had de aanbestedende dienst haar verzoek moeten legitimeren. Klager had bij het klachtenmeldpunt van de aanbestedende dienst een tweetal klachten ingediend, waarvan er één gedeeltelijk gegrond is verklaard. Het klachtenmeldpunt was van mening dat de aanbesteder wel degelijk een grond had om de gevraagde informatie op te vragen. Klager was het met dit standpunt niet eens en heeft vervolgens geweigerd de informatie te verstrekken. De aanbesteder heeft klager daarop bericht dat diens inschrijving als ongeldig terzijde zou worden gelegd.

Hoewel klager ontegenzeggelijk een risico nam door zich zo “hard” op te stellen, is de achterliggende gedachte wel begrijpelijk. Moet een inschrijver zich onder alle omstandigheden laten welgevallen dat zijn doopceel wordt gelicht?

De Commissie was duidelijk in haar advies. De Aanbestedingswet 2012 en het Aanbestedingsreglement werken 2012 bevatten mogelijkheden voor aanbestedende diensten om informatie te vragen. Ook de RAW 2010 bevat een met die wetgeving vergelijkbare bepaling.

De Commissie stelt allereerst vast dat op grond van artikel 2.55 Aanbestedingswet en 3.26 ARW een aanbestedende dienst inschrijvers kan vragen om hun inschrijving nader toe te lichten. Als een dergelijk verzoek wordt gedaan, moet dat verzoek alle punten van de inschrijving behandelen die volgens de aanbesteder onnauwkeurig zijn of niet overeenstemmen met de technische specificaties van het bestek. Een aanbesteder mag dit nadat hij kennis heeft genomen van alle inschrijvingen. Als een inschrijver niet voldoet aan dit verzoek, wordt zijn inschrijving als ongeldig terzijde gelegd.

Artikel 2.116 Aanbestedingswet en artikel 3.27 ARW kennen tevens een specifieke bevoegdheid voor een aanbesteder om in het geval van een inschrijving die in verhouding tot de uit te voeren opdracht abnormaal lijkt, te doen verduidelijken. Artikel 2.116 Aanbestedingswet bevat de aspecten waarop die gevraagde verduidelijkingen onder meer betrekking kunnen hebben. Anders dan bij de algemene bevoegdheid is het niet nodig dat een aanbesteder alle onderdelen vermeldt die in zijn ogen onnauwkeurig zijn of niet overeenstemmen met de technische specificaties van het bestek. Als ook aan dit verzoek niet wordt voldaan dan kan de aanbesteder de inschrijving terzijde leggen.

Ook de RAW 2010 bevatten in 01.01.04 een specifieke bevoegdheid voor een aanbesteder om een inschrijving te laten verduidelijken. Echter, deze bevoegdheid kan hij slechts uitoefenen jegens de inschrijver die op grond van het gunningscriterium voor gunning van de opdracht in aanmerking lijkt te komen. Voor het overige moet een dergelijk verzoek gelijk aan het bepaalde in artikel 2.116 respectievelijk 3.27 zijn.

Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat het verzoek van de aanbesteder in dit geval niet voldoet aan de aan een op grond van de algemene bevoegdheid ontleende vraag om verduidelijking. Het verzoek omvat niet alle punten waarop de verduidelijkingsvraag betrekking had. Evenmin voldeed het aan de eisen voor een verzoek in het licht van de specifieke bevoegdheid, omdat de aanbesteder verzocht had om een toelichting in relatie tot de inschrijving en de directieraming. De verduidelijking moet betrekking hebben op de inschrijving die abnormaal laag lijkt in relatie tot de opdracht. Bovendien bevatte het verzoek niet één van de in artikel 2.116 Aanbestedingswet genoemde aspecten. Omdat klager niet de beoogd winnend inschrijver was, kwam de aanbesteder evenmin een beroep toe op artikel 01.01.04 RAW 2010. Tot slot oordeelde de Commissie dat de inschrijving evenmin onjuiste informatie bevatte, althans dat de aanbesteder daarvan in het verzoek geen melding had gemaakt.

Kortom, dit advies laat zien dat een inschrijver niet onder alle omstandigheden zo maar aan elk verzoek van een aanbestedende dienst om informatie, toelichting, verduidelijking of wat dan ook behoeft te voldoen, en in het geheel niet als de inschrijver niet de beoogd winnaar is in het licht van een RAW-bestek. Op die manier kan een inschrijver wel degelijk bedrijfsvertrouwelijke informatie beschermen.