Raad van Arbitrage opheffen of toch maar niet

In de Cobouw van 10 december 2015 was de stelling voor het lezerspanel “De Raad van Arbitrage kan net zo goed worden opgeheven.” Een hele duidelijke meerderheid van 70% heeft aangegeven het met deze stelling oneens te zijn. Maar een niet te negeren 30% heeft dus aangegeven dat de Raad van Arbitrage zou kunnen worden opgedoekt. Zij moeten zich maar eens achter hun oren krabben.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

Als frequent procederend bouwrechtadvocaat, zowel bij de Raad van Arbitrage als ook de burgerlijke rechter, schaar ik mij nadrukkelijk bij de groep oneens stemmers. Naar mijn mening is en blijft de Raad van Arbitrage bij uitstek de geschikte instantie om bouwgeschillen te beslechten. Dit standpunt kan ik met meerdere argumenten onderbouwen, maar meest eenvoudig en vooral tot de verbeelding sprekend is verwijzen naar de argumenten die de burgerlijke rechter zelf aandraagt in een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 september 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BV7956. In die kwestie ging het over de financiële afwikkeling van een complex en omvangrijk bouwproject te Delft, te weten het Nano technologiegebouw van TNO. In conventie vorderde TNO nog verschuldigde contractuele kortingen van meer dan 5 miljoen euro wegens de stevig vertraagde oplevering van het werk. In reconventie vorderde de aannemer nog verschuldigde geldbedragen voor meerwerken van bijna 2 miljoen euro. In een uitermate kort vonnis zet de rechtbank allereerst de toon met de vaststelling dat de rechtbank zich heeft moeten buigen over een procesdossier dat een bijna volle verhuisdoos vol betreft. Vervolgens geeft de rechtbank aan dat zij het dossier meermaals heeft bestudeerd, maar er simpelweg niet uitkomt: “De rechtbank heeft het complete griffiedossier meerdere malen zorgvuldig bestudeerd en daar veel tijd en dus overheidsgeld aan besteed, maar kan desondanks eenvoudigweg niet vaststellen welke partij per geschilpunt het feitelijk en/of juridisch gelijk aan haar zijde heeft.” De verwijzing naar het bestede belastinggeld is een duidelijke vingerwijzing dat het hier volgens de rechtbank gaat om verspild overheidsgeld. Dit wordt gevolgd door de overweging dat partijen met een dergelijk bouwgeschil eigenlijk gewoon hadden moeten aankloppen bij gespecialiseerde bouwarbiters: “Het zou volgens de rechtbank dan ook praktischer zijn geweest indien TNO en de Bouwcombinatie bij een specialistisch en omvangrijk bouwproject als dit in hun contract met bestek gespecialiseerde bouwarbitrage zouden zijn overeenkomen in plaats van de bevoegdheid van de gewone civiele rechter.” De rechtbank wijst vervolgens zowel de vorderingen in conventie als ook in reconventie af als zijnde onvoldoende onderbouwd en niet toewijsbaar, waarbij wordt gewezen op de uitgebreid gemotiveerde feitelijke, technische en juridische wederzijdse betwistingen. Een alleszins bijzonder vonnis, maar de boodschap van de rechtbank is luid en duidelijk: breng uw bouwgeschillen onder bij een gespecialiseerd bouwarbitrage. Diegenen die gestemd hebben op het afschaffen van de Raad van Arbitrage zouden, na kennisname van genoemde uitspraak van de rechtbank, denk ik nog eens achter hun oren moeten krabben.

Ik ben overigens benieuwd wat de uitslag van de poll zou zijn geweest als gevraagd was of bouwrechtelijke aanbestedingsgeschillen niet weer (zoals voor de bouwfraude) bij de Raad van Arbitrage zouden moeten worden ondergebracht. In dergelijke aanbestedingsgeschillen valt in vonnissen van de burgerlijke rechter immers regelmatig te lezen de overweging dat bij beoordeling van het geschil als uitgangspunt heeft te gelden dat van Voorzieningenrechters niet kan worden verlangd dat zij beschikken over de(zelfde) expertise die de inschrijver wordt geacht te hebben voor het doen van een inschrijving. Zie bijvoorbeeld een heel recente uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 januari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:104 over de aanbesteding van het spoorwegonderhoud middels Prestatie Gerichte Onderhoudscontracten. Expertise die bij de Raad van Arbitrage wel verwacht en verlangd kan worden.