Vergeet de inschrijvingsstaat niet

Bij een aanbesteding van een raamovereenkomst wordt in de aanbestedingsleidraad gevraagd om bij inschrijving zowel een volledig ingevuld en ondertekend inschrijvingsbiljet als ook een inschrijvingsstaat in te dienen. Een van de inschrijvers dient een inschrijvingsbiljet in, maar bij de inschrijvingsstaat gaat het fout. Abusievelijk wordt de eerste pagina van de inschrijvingsstaat ingediend, met vervolgens de tweede en derde pagina van het inschrijfbiljet. Met andere woorden: er is geen volledige inschrijvingsstaat ingediend. De inschrijving wordt op deze grond ongeldig verklaard.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

De inschrijver stelt zich op het standpunt dat zij de gelegenheid moet krijgen dit gebrek te herstellen. De inschrijver wijst op artikel 2.21.6 van het toepasselijke ARW, waarin staat dat een ondernemer de gelegenheid moet krijgen een gebrek in de eigen verklaring of de bewijsmiddelen binnen twee werkdagen te herstellen. Inschrijver geeft ook aan dat zij regelmatig meedoet aan aanbestedingen waarbij zij gewend is dat het inschrijvingsbiljet, met daarin de totaalprijs, direct bij inschrijving moet worden ingediend en waarbij de inschrijvingsstaat later mag worden ingezonden. Net als andere formulieren en bewijsstukken.

De Voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam was er in een uitspraak van 6 juni 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:5133) vlot klaar mee en stelt de klagend inschrijver in het ongelijk. Allereerst overweegt de Voorzieningenrechter dat het bestek een duidelijk onderscheid maakt tussen bewijsstukken die zeven dagen na inschrijving mogen worden ingediend en documenten die al bij inschrijving moeten worden ingediend, waaronder dus de inschrijvingsstaat. Dat de klagend inschrijver het bij andere aanbestedingen anders gewend is, heeft geen enkele invloed. De aanbestedingsdocumenten bij deze aanbesteding waren immers voldoende duidelijk. Verder overweegt de Voorzieningenrechter dat het ook logisch is dat de inschrijfstaat al bij inschrijving moest worden ingediend. Die eis is gesteld om te voorkomen dat inschrijvers hun prijzen per eenheid in de inschrijvingsstaat na inschrijving nog zouden kunnen wijzigen, zonder de fictieve inschrijfsom zoals kenbaar uit het inschrijvingsbiljet te veranderen. Een volkomen terecht oordeel wat mij betreft, al had de Voorzieningenrechter het zich makkelijker kunnen maken door te verwijzen naar 01.01.05 lid 02 van de Standaard RAW-bepalingen waarin staat dat reeds bij inschrijving een ontleding van de inschrijvingssom moet worden verstrekt op een inschrijvingsstaat. En in 01.01.06 lid 01 van de Standaard RAW-bepalingen staat dat het eindtotaal op de inschrijvingsstaat moet overeenstemmen met de inschrijvingssom op het inschrijvingsbiljet. Aan deze beide basisbeginselen van de RAW-systematiek voldeed de inschrijving niet.