Aanvullende werkzaamheden bij een RAW raamovereenkomst
Slechtere score na herbeoordeling
Is het juridisch mogelijk dat een inschrijver na een herbeoordeling van zijn plan van aanpak een veel lagere score krijgt, terwijl een andere inschrijver juist een veel hogere score behaalt? Of is er dan sprake van willekeur? De rechtbank en het Hof Den Haag hebben recentelijk geoordeeld dat een sterk afwijkende score na herbeoordeling mogelijk is.
Joost Haest advocaat bij Severijn HulshofDe Voorzieningenrechter te Den Haag oordeelde in een uitspraak van 4 augustus 2020, (ECLI:NL:RBDHA:2020:7439) dat een herbeoordeling van een deel van het plan van aanpak door een nieuwe beoordelingscommissie noodzakelijk is. Daarbij werd tevens geconcludeerd dat de eerdere beoordeling niet langer bestaat. En dus kan en mag die beoordeling ook geen rol spelen bij de toetsing van de na een herbeoordeling genomen gunningsbeslissing. Met andere woorden: de oude en nieuwe beoordeling mogen niet met elkaar worden vergeleken.
Na dit vonnis volgt een herbeoordeling, waarbij ten opzichte van de eerste beoordeling dus sprake is van sterk afwijkende scores. De in eerste aanleg in het ongelijk gestelde inschrijver gaat vervolgens in hoger beroep tegen het eerste vonnis, en start tevens een nieuw Kort Geding tegen de uitkomst van de herbeoordeling.
In hoger beroep stelt de inschrijver na vergelijking van de twee beoordelingen dat het beoordelingscriterium niet voldoende objectief is, waarmee niet voldaan wordt aan de beginselen van transparantie en gelijkheid. En dus moet volgens inschrijver een heraanbesteding volgen. In een nog niet gepubliceerd arrest van 18 november 2020 (C/09/594775/KG ZA 20-559) oordeelt het Hof Den Haag dat het enkele feit dat twee verschillende beoordelingscommissies tot sterk uiteenlopende waarderingen komen niet betekent dat het beoordelingscriterium ondeugdelijk is.
Eveneens op 18 november 2020 deed de voorzieningenrechter uitspraak in het tweede Kort Geding (ECLI:NL:RBDHA:2020:11940) en hij stelde het nog een stuk scherper. Vanwege de subjectiviteit die inherent is aan de beoordeling van een kwalitatief gunningscriterium kan een beoordeling door een nieuw beoordelingsteam leiden tot een afwijkende beoordeling. De omstandigheid dat dat gebeurt, rechtvaardigt niet de conclusie dat de criteria op dat onderdeel niet voldoende duidelijk, precies, objectief en ondubbelzinnig geformuleerd waren. De vergelijking tussen de cijfers in de eerste beoordeling en in de tweede beoordeling volstaat daarvoor simpelweg niet, aldus de Voorzieningenrechter.
Deze uitspraken laten zien dat bij een herbeoordeling sprake kan zijn van een stevig afwijkende beoordeling. Dat is soms lastig te verteren voor inschrijvers, maar wel iets om terdege rekening mee te houden.
In: Bouwbelang 2020-6