Retentierecht of eigenrichting?

In een artikel in Cobouw van 15 mei jl. “Sloper moet Imax-theater vrijgeven” werd gemeld dat de onderaannemer het retentierecht niet mocht uitoefenen omdat zij niet beschikte over de feitelijke macht. Uit de betreffende uitspraak van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 11 mei jl. blijkt dat het verkrijgen van de feitelijke macht kan overgaan in eigenrichting.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

Het retentierecht is een geliefd pressiemiddel van aannemers. Indien de schuldenaar niet betaalt, heeft de aannemer de wettelijke bevoegdheid om de afgifte van het bouwwerk op te schorten totdat de schuldenaar aan haar betalingsverplichting heeft voldaan. Bij het uitoefenen van het retentierecht dient er een opeisbare vordering en samenhang tussen de vordering en de afgifte van de zaak te zijn en tevens dient de schuldeiser over de feitelijke macht van de zaak te beschikken.

In genoemde uitspraak stelde de opdrachtgever dat het retentierecht nimmer was ontstaan, omdat de onderaannemer de feitelijke macht op onrechtmatige wijze heeft verkregen. De hekken rond het bouwterrein, de borden op de hekken en de oorspronkelijke sloten waren – conform overeenkomst – aangebracht door de hoofdaannemer. De onderaannemer en ook de opdrachtgever hadden de beschikking gekregen over een sleutel om het bouwterrein te betreden. Tot slot betraden ook leveranciers van de opdrachtgever dagelijks het bouwterrein om de achteringang van het hotel te kunnen bereiken. De onderaannemer heeft de sloten en borden van de hoofdaannemer vervangen door eigen sloten en borden met de melding dat het retentierecht wordt uitgeoefend. Opdrachtgever stelde dat er sprake was van eigenrichting. De onderaannemer heeft zich eigenmachtig de feitelijke macht over de bouwplaats verschaft, hetgeen als onrechtmatig jegens de opdrachtgever dient te worden aangemerkt.

De Voorzieningenrechter volgt de opdrachtgever en oordeelt dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de onderaannemer de bestaande sloten heeft vervangen met als enig doel anderen buiten te sluiten en zich hierdoor de feitelijke macht over de zaak te verschaffen teneinde een retentierecht te verkrijgen. Op deze wijze kan een retentierecht rechtens niet ontstaan. Met de voorzieningenrechter ben ik eens dat het eigenmachtig opeisen van de feitelijke macht teneinde het retentierecht in het leven te roepen niet mogelijk en zelfs onrechtmatig is.