Ongeldig verklaring bij niet realistische kostprijs

Een aanbestedende dienst die een inschrijving ongeldig verklaart omdat de opgegeven kostprijs niet realistisch is, dat zien we toch niet zo heel vaak. En als de ongeldig verklaarde inschrijver dan vervolgens een Kort Geding start om te betogen dat zijn kostprijs wel realistisch is, dan levert dat interessante rechtspraak op.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

In de gevallen dat een inschrijfsom wordt ingediend die opvallend laag is, volstaat de aanbestedende dienst veelal met de vraag of alle werkzaamheden wel in de kostprijs zitten en of de inschrijver de prijs gestand doet. Is het antwoord daarop tweemaal ‘ja’, dan leert de ervaring dat al snel gunning volgt. Protesten van de opvolgend inschrijvers, of die nu gefundeerd zijn of niet, halen in veel gevallen weinig uit. En de rechtspraak laat zien dat een Kort Geding van de opvolgend inschrijver, stellende dat de kostprijs niet realistisch is, vrijwel nooit een positief resultaat oplevert.

In een recent Kort Geding vonnis van 31 augustus 2018 van de rechtbank Almelo ECLI:NL:RBOVE:2018:3488 was de aanbestedende dienst wel kritisch ten aanzien van de realiteitswaarde van de ingediende kostprijs. En uiteindelijk verklaarde de aanbestedende dienst de inschrijving van de laagste inschrijver ongeldig omdat de kostprijs onrealistisch werd geacht.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2018:3488

Uitgevraagd wordt een WA-casco verzekering voor alle verzekeringsplichtige WMO hulpmiddelen. In de aanbestedingsleidraad is opgenomen dat realistische tarieven gehanteerd moeten worden waarmee voldoende kwaliteit van dienstverlening geleverd kan worden.

Voor de uitleg van het begrip realistisch moet, nu deze niet in de aanbestedingsstukken is gedefinieerd, worden uitgegaan van de in het normale taalgebruik gangbare betekenis. Het begrip realistisch betekent volgens het woordenboek van Van Dale “de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weergevend”. Dat brengt naar het oordeel van de Voorzieningenrechter mee dat een verband moet bestaan tussen de opgegeven (sub)prijzen en de kosten van de achterliggende dienstverlening. Met andere woorden: de opgegeven prijzen moeten vanuit kostenperspectief te verantwoorden zijn.

De winnend inschrijver verklaarde dat zij uit commerciële en concurrentie overwegingen heeft besloten om een commerciële bodemprijs van € 35,14 aan te bieden voor de WA-casco verzekering, die in feite overeenkomt met de prijs voor een normale WA-dekking. De meerkosten voor een casco-dekking neemt de inschrijver voor eigen rekening. Daarmee is de strijd voor de winnend inschrijver direct verloren. Want vast staat aldus dat de door de winnend inschrijver aangeboden prijs van € 35,14 voor de WA casco verzekering vanuit kostenperspectief niet te verantwoorden valt. De Voorzieningenrechter oordeelt dan ook dat de inschrijving terecht ongeldig is verklaard.