Graag meer respect voor inschrijver

De rechtbank Almelo heeft in een vonnis van 12 december 2016 (zaaknr. ECLI:NL:RBOVE:2016:4962) een opmerkelijke uitspraak gedaan over de geldigheid van een inschrijving waarbij enkele pagina’s van de eigen verklaring ontbraken. Geoordeeld is dat het terzijde leggen van de inschrijving zonder het bieden van een herstelmogelijkheid (in dit specifieke geval) disproportioneel is. De inschrijver krijgt de mogelijkheid de ontbrekende pagina’s van de eigen verklaring alsnog in te dienen.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

De uitspraak is met name opmerkelijk omdat de aanbestedende dienst de selectie eis ten aanzien van de eigen verklaring als knock-out eis geformuleerd heeft. In de aanbestedingsleidraad is aangegeven dat de eigen verklaring naar waarheid moet zijn ingevuld, rechtsgeldig moet zijn ondertekend en bij aanbesteding moet worden ingediend, bij gebreke waarvan sprake is van een ongeldige inschrijving. De aanbestedende dienst stelde dan ook dat het ontbreken van een vijftal pagina’s van de eigen verklaring leidt tot ongeldigheid van de inschrijving. Geen vreemde stelling, omdat dit strookt met de knock-out bepaling en ook met de lijn in de jurisprudentie. Waarom oordeelt de Voorzieningenrechter dan toch dat uitsluiting disproportioneel is?

Allereerst wordt geoordeeld dat in de leidraad niet uitdrukkelijk vermeld staat dat de Eigen Verklaring volledig moet worden ge-upload. Om die reden had de aanbestedende dienst een nadere toelichting moeten vragen dan wel de inschrijver alsnog in de gelegenheid moeten stellen een volledige eigen verklaring te verstrekken. Daarbij acht de Voorzieningenrechter van belang dat de inschrijving inhoudelijk niet wijzigt, omdat de specifieke ontbrekende pagina’s alleen relevant zijn bij een niet Europese aanbesteding, terwijl sprake was van een Europese aanbesteding. En verder dienden de specifieke pagina’s door de aanbestedende dienst te worden ingevuld. De Voorzieningenrechter oordeelde dan ook dat de uitsluiting van de inschrijving niet in verhouding stond tot het specifieke verzuim, hetgeen volgens het vonnis strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel.