Gewijzigde inschrijvingsstaat niet gebruikt

De inschrijvingsstaat blijft met enige regelmaat voor juridische discussies zorgen. In een tweetal recente uitspraken werd geoordeeld over inschrijvers die abusievelijk de oude inschrijvingsstaat gebruikten, terwijl er bij Nota van Inlichtingen een gewijzigde inschrijvingsstaat verstrekt was. In beide gevallen leidde dat tot een ongeldige inschrijving zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 maart 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:2077) en een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 mei 2020 (ECLI:NL:RBMNE:2020:1902).

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

In de Haagse kwestie stelde de inschrijver zich op het standpunt dat haar geen verwijt trof dat zij de oude inschrijvingsstaat had gebruikt omdat de oude inschrijfstaat nog steeds online stond in de categorie “aanbestedingsdocumenten” terwijl de gewijzigde inschrijvingsstaat op Tenderned gepubliceerd was in de categorie “Nota van Inlichtingen”. De inschrijver was van mening dat zij mocht verwachten dat de bij de inschrijving in te dienen stukken onder de categorie aanbestedingsdocumenten waren opgenomen. In de Utrechtse kwestie stelde de inschrijver dat zij op het verkeerde been was gezet omdat de derde Nota van Inlichtingen dezelfde naam had als de tweede Nota van Inlichtingen en ook de bestandsomvang was gelijk. De inschrijver dacht daardoor dat er sprake was van een zelfde document en heeft de derde Nota van Inlichtingen daarom niet geopend.

De Voorzieningenrechter veegt in beide kwesties de argumenten van de inschrijvers vlot van tafel op basis van de aanbestedingsdocumenten en het toepasselijke ARW 2016. In de Haagse kwestie was in het Aanbestedingsdocument namelijk aangegeven dat een Nota van Inlichtingen zou worden verstrekt inclusief de verschijningsdatum. Verder is uitdrukkelijk bepaald dat de Nota van Inlichtingen integraal deel uitmaakt van de aanbestedingsstukken en dat – conform het bepaalde in artikel 2.22.7 ARW 2016 – de Nota van Inlichtingen prevaleert boven eerder gepubliceerde aanbestedingsdocumenten met bijlagen. In de Utrechtse kwestie zijn alle inschrijvers middels een digitaal bericht expliciet op de hoogte gesteld van een nieuwe NvI en zijn zij op de hoogte gesteld van het verplaatsen van de uiterste datum voor de ontvangst van de inschrijvingen in verband met “administratieve inlichtingen”.

Er waren in beide kwestie aldus voldoende aanwijzingen waren dat er een nieuwe Nota van Inlichtingen was gepubliceerd. Als behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijvers hadden inschrijvers dit kunnen weten. Door desondanks in te schrijven zonder eerst kennis te nemen van de nieuwe Nota van Inlichtingen is sprake van onzorgvuldig handelen van de inschrijvers zelf. En dit moet voor rekening en risico van inschrijvers blijven.

In: Bouwbelang 2020-3