Frustreren retentierecht

In een uitspraak van de Raad van Arbitrage van 12 april 2013 (nr. 34.396) hebben arbiters geoordeeld over het door een aanneemster uitgeoefende retentierecht dat door de opdrachtgever bewust werd gefrustreerd. De opdrachtgever had de sloten van aanneemster op de hekken vervangen en de retentierecht plakkaten op en om het werk verwijderd.

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

In een spoedbodemgeschil stelde aanneemster dat opdrachtgever door het verwijderen van de plakkaten en het vervangen van de sloten inbreuk heeft gemaakt op het retentierecht. Voor zover aanneemster daarmee niet meer beschikt over de voor het uitoefenen van het retentierecht benodigde feitelijke macht over het werk, vorderde aanneemster het retentierecht in ere te herstellen. Opdrachtgever betwist dat aanneemster een beroep op het retentierecht toekomt. Daarnaast stelt opdrachtgever dat zijn belang om vrijelijk over het werk te kunnen beschikken zwaarder weegt dan het belang van aanneemster, nu het werk naast een kantoordeel ook woonruimte omvat voor het gezin van opdrachtgever.

Het opzettelijk onttrekken van een zaak aan het retentierecht is strafbaar op grond van artikel 348 Wetboek van Strafrecht. De straf die daar op staat is een gevangenisstraf van ten hoogste 18 maanden. Of aanneemster aangifte heeft gedaan wordt uit het vonnis niet duidelijk. Doorgaans ervaren aannemers het doen van aangifte niet direct als toegevoegde waarde. De politie stelt zich namelijk veelal op het standpunt dat het een zakelijk geschil betreft dat bij de civiele rechter thuis hoort. Daarnaast heeft aanneemster met het doen van aangifte nog altijd haar verhaalsmogelijkheid op basis van het retentierecht niet terug. De enige echt effectieve oplossing voor aanneemster lijkt in dit geval dan ook de gekozen spoedbodemprocedure waarin herstel van het retentierecht wordt gevorderd.

Arbiters oordelen op basis van de feitenconstellatie dat aannemer in onderhavig geval het retentierecht toekomt. Vervolgens komen arbiters tot een belangenafweging. Omdat aanneemster in haar verhaalsmogelijkheid kan worden geschaad indien het retentierecht niet in ere wordt hersteld, zijn arbiters van oordeel dat het belang van aanneemster zwaarder weegt dan het belang van opdrachtgever om te kunnen beschikken over het kantoor met woonruimte. Arbiters veroordelen opdrachtgever mee te werken aan het herstellen van het retentierecht op straffe van de verbeurte van een forse dwangsom.