Conservatoir beslag leggen steeds moeilijker?
In de praktijk zien we steeds vaker dat het lastiger wordt om verlof te krijgen tot het leggen van conservatoir beslag (beslag vooruitlopend op een juridische procedure). Een eerste tendens die we zien is dat het verzoek inhoudelijk scherper getoetst wordt en dat voorzieningenrechters regelmatig om een nadere toelichting op het verzoekschrift vragen. Een tweede tendens die we zien is dat de rechter vaker een hoorzitting gelast voor het geven van een mondelinge toelichting waarbij vaak ook de partij ten laste van wie beslag moet worden gelegd wordt uitgenodigd. Een derde tendens die we zien is dat het geven van een schriftelijke of mondelinge toelichting geen garantie is voor het toewijzen van het verzoek tot het leggen van beslag. Integendeel, meer dan voorheen worden verzoeken tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen.
Rixt Holsbrink advocaat bij Severijn HulshofEen belangrijke oorzaak van de hiervoor beschreven tendensen is dat in augustus 2016 in de beslagsyllabus, een document waarin het rechterlijk beleid is opgenomen ten aanzien van eisen waaraan beslagrekesten moeten voldoen, een verscherpte proportionaliteitstoets is opgenomen. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat het belang voor het leggen van het beslag in redelijke verhouding moet staan tot het belang van de schuldenaar. In het kader van die toets wordt bijvoorbeeld gelegd op de gevolgen van het beslag voor de (bedrijfsvoering van de) schuldenaar en eventuele schade die voortvloeit uit het beslag.
Een andere belangrijke reden dat rechters kritischer kijken naar een verzoek tot beslaglegging, is gelegen in de kritiek die er al vele jaren bestaat ten aanzien van het gemak waarmee in Nederland beslag kan worden gelegd. Internationaal is beslag een veel minder populair middel dan in Nederland.
Illustratief voor deze meer kritische houding van rechters is de recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland locatie Alkmaar, ECLI:NL:RBNHO:2018:910. Verzoekers wensten conservatoir beslag te leggen op een onroerende zaak, ter zekerheid van hun vordering in het kader van de ontbinding van een koopovereenkomst van een particuliere woning. De Voorzieningenrechter overweegt daarop in de eerste plaats dat bij de beoordeling van het verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag meer dan vroeger terughoudendheid moet worden betracht. Hij verwijst daarbij naar de kritiek in de literatuur. Deze kritiek dient volgens de Voorzieningenrechter met name gezien te worden in relatie tot het buitenland, waar het leggen van beslag veel lastiger is. Vervolgens gaat de Voorzieningenrechter over tot de beoordeling van het verzoekschrift. De Voorzieningenrechter dient in dat kader summierlijk te onderzoeken of een vordering bestaat. Ondanks het feit dat de schuldenaar I) erkende dat hij een hypotheek heeft aangevraagd die hoger is dan beschreven in de koopovereenkomst (welke hypotheek geweigerd is), II) schuldenaar niet heeft gereageerd op diverse ingebrekestellingen III) het verweer van schuldenaar uiteindelijk slechts mondeling werd gevoerd (zonder overlegging van enig schriftelijk bewijs) en IV) de woning van schuldenaar te koop stond (en bij verkoop dus geen verhaalsobject meer zou kunnen zijn), oordeelde de Voorzieningenrechter dat onvoldoende is aangetoond dat beslag op woning noodzakelijk is. Tot slot oordeelt de Voorzieningenrechter dat een minder bezwarend beslag mogelijk is, namelijk het beslag op het inkomen van de schuldenaren. Doorgaans wordt juist aangenomen dat beslag op inkomen een erg bezwarend beslag is. Beslag op de woning is naar het oordeel van de Voorzieningenrechter bezwarend in het kader van de verkoop van de woning. Alles overwegende wordt het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag dan ook afgewezen door de Voorzieningenrechter.
De meningen kunnen uiteenlopen of deze uitspraak juist is. De uitspraak past echter wel bij de hiervoor beschreven tendensen, dat beslag leggen vooruitlopend op een procedure niet altijd even makkelijk meer gaat.