Bereidverklaring overleggen

Aanbestedende diensten vragen inschrijvers regelmatig voor inschrijving een bereidverklaring van een bank voor een te verstrekken bankgarantie te overleggen. In een recente uitspraak van de rechtbank Zwolle (20 februari 2012, LJN: BV6393) wordt bevestigd dat het niet tijdig verstrekken van een dergelijke bereidverklaring leidt tot een ongeldige inschrijving

Joost Haest advocaat bij Severijn Hulshof

In genoemde kwestie neemt een aannemer deel aan ene onderhandse aanbesteding op grond van hoofdstuk 7 van het ARW 2005. In strijd met het bestek legt de aannemer voor inschrijving geen bereidverklaring over. Nadat de aannemer gebleken is dat hij de laagste inschrijving doet, zendt hij een dag na de aanbesteding een volwaardige bankgarantie naar de aanbestedende dienst. Maar de gemeente verklaart de inschrijving wegens het niet tijdig overleggen van de bereidverklaring ongeldig. De aannemer betoogt dat sprake is van een eenvoudig te herstellen gebreke conform artikel 7.4.4 ARW.
De Voorzieningenrechter oordeelt dat geen sprake is van een eenvoudig te herstellen gebrek. Van belang is dat de aanbestedende dienst zich ook de belangen van de overige inschrijvers moet aantrekken en door het bieden van een herstelmogelijkheid aan een van de inschrijvers handelt de aanbestedende dienst al snel in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Van strijd met dit beginsel zal mede sprake kunnen zijn indien op het bieden van de gelegenheid tot herstel geconcurreerd kan worden.

Daar zit nu de crux. De Voorzieningenrechter oordeelt dat het niet uitgesloten kan worden geacht dat inschrijvers op het al dan niet tijdig overleggen van een bereidverklaring gaan concurreren. De rechter stelt dat aangenomen moet worden dat het aantal bereidverklaringen dat een onderneming kan verkrijgen, afhankelijk is van de kredietruimte die de onderneming bij de bank heeft. De Voorzieningenrechter te Haarlem voegt daar in een uitspraak van 18 juni 2010 (LJN BN0874) nog aan toe dat aan bereidverklaringen van banken om garanties te stellen kosten verbonden zijn. Het beschikken over een bereidverklaring voor een bepaalde aanbesteding is daardoor van invloed op de concurrentiepositie van een onderneming. Inschrijvers die – in strijd met het bestek- niet (tijdig) een bereidverklaring overleggen, komen dan in een gunstiger positie te verkeren. Daarmee wordt de mededinging beïnvloed, hetgeen niet is toegestaan.