De valkuilen van artikel 7:752 BW: enkele praktische aspecten van het recht op een redelijke prijs voor het werk (verkorte versie)

In het Tijdschrift voor Bouwrecht van september 2018 is een uitgebreid artikel van Erik Gierman verschenen over de valkuilen van artikel 7:752 BW (TBR 2018/141). Dit artikel is een verkorte versie daarvan. De prijs van het werk geeft aanleiding tot interessante geschillen. Met name artikel 7:752 BW speelt daarbij een rol. Artikel 7:752 BW bepaalt dat de opdrachtgever een redelijke prijs aan de aannemer is verschuldigd in het geval partijen voorafgaand aan de uitvoering van het werk geen prijs zijn overeengekomen. Indien een richtprijs is overeengekomen, bepaalt het artikel dat een aannemer bij overschrijding van de richtprijs zonder tijdige waarschuwing geen aanspraak kan maken op betaling van meer dan 10% van de overschrijding van de richtprijs. Aan de hand van 4 recente uitspraken worden in het artikel een aantal valkuilen van artikel 7:752 BW besproken. Alle vier de uitspraken gaan over het geschil tussen de aannemer en opdrachtgever of de opdrachtgever een vaste aanneemsom, richtprijs of redelijke prijs voor het werk aan de aannemer is verschuldigd.

Rixt Holsbrink advocaat bij Severijn Hulshof

Rechtbank Limburg 17 mei 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017

Naar het oordeel van de rechtbank had de tekst in de offerte (’Aanneemsom op basis van nacalculatie à € 47,75 u. Bovengenoemde prijzen zijn zonder 6% op uurloon en 21% btw op materialen. Totaal exclusief btw € 3471,75’) te gelden als een richtprijs in de zin van artikel 7:752 BW.

De strikte toepassing van artikel 7:752 BW leidt in dit geval tot een bijzondere uitkomst. Uit de feiten en omstandigheden bleek niet direct dat sprake was van een richtprijs. In de eerste plaats overschreed de eerste factuur van de aannemer ad € 19.903,77 de richtprijs alsmede 10% van die richtprijs ruimschoots. De eerste factuur van de aannemer was door de opdrachtgever volledig voldaan zonder enig protest. Daarnaast was ook de tweede factuur gedeeltelijk voor het bedrag van € 5000,- betaald door de opdrachtgever. De opdrachtgever had dus al ongeveer € 25.000,- aan de aannemer voldaan zonder enig protest, terwijl de richtprijs € 3471,75 zou bedragen. Ook opmerkelijk is in de tweede plaats dat uit deze uitspraak blijkt dat ook dat de opdrachtgever van mening was dat de uitgevoerde werkzaamheden ongeveer € 13.000,- bedroegen.

De aannemer had naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de richtprijs met 10% was overschreden. Dit oordeel is opvallend te noemen gelet op de feiten en omstandigheden. In de offerte was bijvoorbeeld de prijs voor de huur van een steiger voor de periode van één week opgenomen. De aannemer heeft ruim vijf maanden werkzaamheden uitgevoerd waarvoor hij een steiger heeft moeten huren voor dezelfde periode. Hiermee lijkt de 10% overschrijding van de richtprijs voldoende onderbouwd te zijn, waardoor de aannemer op zijn minst recht zou moeten hebben op de richtprijs vermeerderd met 10% van de richtprijs.

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 mei 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:4389

De aannemer had € 132.018,14 in rekening gebracht bij de opdrachtgever. De opdrachtgever had een groot deel van de factuur betaald. Voor het overig deel beriep opdrachtgever zich op opschorting wegens gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden. Nadat de aannemer aanspraak had gemaakt op betaling van de volledige factuur, stelde opdrachtgever dat hij teveel had betaald. Er zou primair een vaste prijs zijn overeengekomen en daarnaast zou subsidiair sprake zijn van een regieopdracht met richtprijs.

Het hof neemt als uitgangspunt dat de aannemer dient te bewijzen dat het werk in regie is uitgevoerd. Bij het bewijs heeft het hof gekeken naar de (beperkte) schriftelijke vastlegging van de afspraken tussen partijen, maar ook naar de getuigenverklaringen en de handelingen van partijen. Naar het oordeel van het hof kon niet op grond van uitsluitend de tekst worden bepaald of het ging om een vaste prijs of indicatie van de aanneemsom. Het hof oordeelde mede gelet op andere bewijsmiddelen dat sprake was van een richtprijs. De aannemer had dus slechts recht op betaling van de richtprijs verhoogd met 10% tenzij de aannemer de opdrachtgever had gewaarschuwd.

De aannemer had opdrachtgever in dit geval slechts gewaarschuwd ter zake van het meerwerk in de zin van 7:755 BW. Het gaat daarbij om de prijsverhogingen van door opdrachtgever gewenste toevoegingen en veranderingen in het overeengekomen werk. Deze waarschuwingen zijn naar het oordeel van het hof niet gelijk aan de waarschuwingen als bedoeld in 7:752 BW. In dat artikel gaat het om overschrijding van 10% of meer van de prijs van het overeengekomen werk zonder dat sprake is van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen. Zodoende had de aannemer in dit geval niet gewaarschuwd in de zin van 7:752 BW en dus geen recht op betaling van een overschrijding van de richtprijs met meer dan 10%.

Hof ’s Hertogenbosch 20 juni 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2779

Bijzonder in deze zaak was dat het ging om twee werken, waarvan in appel vaststond dat bij eerste werk (zeugenstal) een vaste prijs was overeengekomen en bij het tweede werk (biggenstal) regie zonder richtprijs.

Ten aanzien van de zeugenstal oordeelde het hof dat de opdrachtgever de aannemer de overeengekomen vaste aanneemsom en meerwerk was verschuldigd. De opdrachtgever heeft pas geprotesteerd tegen de juistheid van de facturen ter zake van de zeugenstal na volledige betaling en oplevering van het werk. Hiermee heeft de opdrachtgever zijn rechten verwerkt om nog te klagen ten aanzien van de juistheid van de facturen.

Met betrekking tot de biggenstal oordeelde het hof dat sprake was van regie zonder richtprijs, zodoende moest een redelijke prijs worden betaald. Hoewel het hof uiteindelijk tot het juiste oordeel komt door een deskundigenbericht te gelasten, miskent het hof de bewijslastverdeling. In plaats van dat de aannemer diende te bewijzen dat de in rekening gebrachte prijs een redelijke prijs was, stelde het hof het verweer van de opdrachtgever centraal of de redelijke prijs wel voldoende was onderbouwd.

Hof Arnhem-Leeuwarden 6 maart 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2210

In deze zaak was tussen partijen werk op basis van regie overeengekomen. Gedurende de werkzaamheden is de overeenkomst partieel ontbonden. De opdrachtgever stelde zich op het standpunt dat de overeenkomst was gewijzigd en dat sprake zou zijn van een vaste aanneemsom dan wel een richtprijs. De aannemer stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst niet gewijzigd was, waardoor nog steeds sprake zou zijn van regie zonder richtprijs.

Het hof stelt voorop dat op de opdrachtgever de bewijslast rust dat een afwijkende afspraak van de overeenkomst overeengekomen zou zijn. Van een afwijkende afspraak is naar het oordeel van het hof geen sprake. Zodoende komt het hof aan vaststelling van de redelijke prijs toe. Om te bepalen wat een redelijke prijs, is een deskundigenbericht volgens het hof aangewezen.

Slot

Op grond van de voorgaande 4 uitspraken, zijn de volgende aandachtspunten met betrekking tot de prijs van het werk aan bod gekomen. In de eerste plaats kan veel gewonnen worden door aannemers en opdrachtgevers door beter in de overeenkomst vast te leggen hoe het werk afgerekend moet worden. Ook dient in de tweede plaats de opdrachtgever tijdig te protesteren tegen de omvang van de facturen. Doet de opdrachtgever dit niet, dan zal zijn verweer dat sprake zou zijn van een vaste prijs of een richtprijs eerder stranden. Rechters gelasten in de derde plaats al snel een deskundigenbericht in het geval de opdrachtgever met succes weet aan te voeren dat geen sprake is van een redelijke prijs. In de vierde plaats wordt de waarschuwingsplicht ter zake van de overschrijding van een richtprijs door aannemers veelvuldig onderschat. Bij regie kan ook onbedoeld door de aannemer een richtprijs worden afgegeven. Ter afsluiting kan worden opgemerkt dat zo lang partijen een overeenkomst van aanneming van werk kunnen aangaan zonder een prijs overeen te komen, zullen geschillen over de prijs van het werk blijven bestaan. Ongetwijfeld zullen er dus meer uitspraken volgen over de prijs van het werk.

Voor het volledige artikel zie; https://www.severijnhulshof.nl/de-valkuilen-van-art-7752-bw-het-recht-op-een-redelijke-prijs-voor-het-werk-tbr-2018-141/