- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

Wat te doen bij rechterswisseling?

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad heeft al op 31 oktober 2014 geoordeeld dat in een procedure waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden de rechter die de mondelinge behandeling heeft bijgewoond ook de rechter moet zijn die het eindvonnis in de procedure wijst. Onder een mondelinge behandeling wordt verstaan een comparitie van partijen of een pleidooi. De gedachte hierachter is uiteraard, dat de rechter die bij de mondelinge behandeling aanwezig is geweest partijen hun standpunt heeft (kunnen) horen en zien toelichten. En omdat hij dan aan partijen direct vragen kan stellen en hun reacties kan zien. Kortom, een waardevolle bron van informatie. Te meer daar de mondelinge behandeling – zeker in commerciële geschillen – vrijwel altijd het enige moment is waarop partijen daadwerkelijk bij de rechter zijn.

De Hoge Raad heeft daarom ook bepaald, dat de Rechtbank partijen moet informeren als een rechterswisseling plaatsgevonden heeft, en hen in de gelegenheid moet stellen om aan te geven of zij een nieuwe mondelinge behandeling wensen. Het weigeren van een dergelijke nieuwe mondelinge behandeling moet door de Rechtbank zeer goed worden gemotiveerd. Indien het voorgaande niet acht wordt genomen, kan in hoger beroep worden aangevoerd dat de zaak opnieuw moet plaatsvinden. Het Gerechtshof zal de zaak dan terugverwijzen naar de Rechtbank.

Rechter vertrokken

Een andere situatie doet zich voor als één of meerdere van de rechters, die een procedure behandelen niet meer werkzaam zijn bij – bijvoorbeeld – de Rechtbank, maar naar het Gerechtshof zijn vertrokken. De wet beschouwt die rechter(s) dan niet langer als een rechterlijke ambtenaar die bij de Rechtbank met rechtspraak is belast. Als een uitspraak is uitgesproken (mede) op naam van een rechter die niet meer bij de Rechtbank werkt, betekent dit dat dit vonnis nietig is. Het vonnis moet dan als nooit bestaand worden beschouwd. Over een dergelijke situatie heeft de Hoge Raad op 13 april 2018 een uitspraak gedaan.

Voor de vaststelling of een uitspraak is gewezen moet worden gekeken naar het tijdstip waarop de rechters die over de zaak oordelen de volledige tekst van de uit te spreken uitspraak hebben vastgesteld. In het hiervoor bedoelde geval was één van de drie rechters vertrokken nadat hij het concept van de uitspraak (mede) had vastgesteld. Echter, na zijn vertrek zijn er nog onderschikte wijzigingen aan het vonnis doorgevoerd. De Hoge Raad heeft bepaald dat dit niet is toegestaan, omdat alleen kennelijke fouten – bijvoorbeeld schrijffouten – mogen worden aangepast, ook zonder partijen daarover nog te horen. Het vonnis in die kwestie was dus nog niet gewezen op het moment dat één van de rechters vertrokken was, zodat het vonnis nietig is.

Terugverwijzing

Omdat het uitgangspunt van het Nederlandse rechtssysteem een behandeling van een geschil in twee feitelijke instanties is, moet het Gerechtshof dat een dergelijke kwestie voorgelegd krijgt, de zaak terugverwijzen naar de Rechtbank die dat nietige vonnis heeft gewezen. Het oordeel van die Rechtbank moet immers als niet bestaand worden beschouwd, aldus de Hoge Raad. In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de kwestie bij de Rechtbank niet opnieuw mag worden behandeld door de rechters die bij het opstellen van het nietige vonnis betrokken waren, om zodoende de onpartijdigheid te waarborgen. Deze terugverwijzen betekent tot slot dat opnieuw een mondelinge behandeling moet worden gehouden, indien die in de door een nietig vonnis geëindigde procedure ook had plaatsgevonden.

Kortom, partijen hebben mogelijkheden om een vonnis dat voortkomt uit een procedure waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, en dat niet door dezelfde rechter(s) is gewezen in hoger beroep aan te vechten, als de Rechtbank hen niet nogmaals een mondelinge behandeling aanbiedt. Die mogelijkheden bestaan ook indien het vonnis op het moment dat één of meer van de behandelend rechters vertrok nog niet was gewezen in de zin van de wet.

De (achterliggende) redenen om een dergelijk standpunt in te nemen kunnen heel legitiem zijn, vooral als sprake is geweest van een langdurige procedure en/of van een mondelinge behandeling waar het nodige is gebeurd. Tactisch gezien kan ook redengevend zijn om het vonnis aan te vechten als dat bijvoorbeeld een negatieve uitkomst heeft gehad en één van de partijen er belang bij heeft om op die manier mogelijk alsnog een schikking te bereiken. Het proces begint immers opnieuw.