- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

Voorwaardelijke inschrijving bij een RAW bestek?

In een Raambestek op basis van de Standaard RAW bepalingen 2010 is in bestekspost 301110 opgenomen het “treffen van voorzieningen inkalven sleuf” met als eenheid “stuks”. Bij die bestekspost is ten aanzien van de te treffen voorzieningen verder opgenomen: “Door middel van bekisting met grondkerende schotten, Aan vier zijden van de put/sleuf”. Appellant heeft een eenheidsprijs opgenomen van € 10,-. Daarbij heeft appellant evenwel in haar inschrijving aangegeven dat zij gerekend heeft “met een kostenopbouw voor 1 zijde € 10,- per stuk.” Uit die toelichting blijkt al direct dat de opgegeven eenheidsprijs niet kostendekkend is ten aanzien van de prestatiebeschrijving. Er moet immers aan vier zijden van sleuf bekisting worden aangebracht, op grond waarvan appellant niet mocht volstaan met een eenheidsprijs voor slechts één zijde. Artikel 01.01.03 lid 02 RAW bepaalt immers dat in de op te geven eenheidsprijs alle kosten moeten zijn begrepen voor de te verrichten prestatie, bij gebreke waarvan op grond van 01.01.04 lid 03 RAW sprake is van een ongeldige inschrijving.

De aanbestedende dienst vraagt een toelichting van inschrijver op de eenheidsprijs. Dat verzoek is gebaseerd op artikel 01.01.04 lid 02 RAW, waarin is bepaald dat indien door de aanbestedende dienst vermoed wordt dat de eenheidsprijs niet alle kosten bevat, een toelichting gevraagd wordt. Strikt genomen was een dergelijk verzoek helemaal niet nodig, nu in casu geen sprake is van een vermoeden van strijd met artikel 01.01.03 lid 02, maar van evidente strijd met dit artikel. In een dergelijk geval bestaat voor de aanbestedende dienst op basis van de RAW geen verplichting een toelichting te vragen. De inschrijving had in beginsel dan ook direct ongeldig verklaard kunnen worden. Appellant heeft in de daarop volgende schriftelijke discussie (onder meer) geantwoord dat een grondkerende voorziening niet per se uit vier schotten zou moeten bestaan en dat daarom bijzonder is dat de Gemeente vraagt om “eenheid stuks” en niet om “eenheid keer”. Op zich valt dit argument besteksmatig wel te volgen, ware het niet dat appellant deze opmerking al bij Nota van Inlichtingen naar voren had kunnen en moeten brengen. Nu de aanbestedende dienst als prestatie heeft beschreven een bekisting aan vier zijden van de sleuf, en daarover geen vragen over zijn gesteld, waren inschrijvers gehouden daarmee te rekenen.

In de schriftelijke discussie met de aanbestedende dienst na inschrijving geeft appellant (wederom) tot twee keer aan dat zij slechts gerekend heeft met bekisting aan één zijde. Daarmee was het lot van deze inschrijver definitief bezegeld. De aanbestedende dienst verklaart de inschrijving ongeldig omdat het zou gaan om een voorwaardelijke inschrijving. Het Hof neemt dit oordeel over. Het standpunt van de aanbestedende dienst en het oordeel van het Hof roepen toch wat vraagtekens op. De inschrijving zelf bevat in feite immers geen voorwaarde. Er is slechts aangegeven dat gerekend is met bekisting aan één zijde, hetgeen strijdig is met de prestatiebeschrijving. Een onjuiste interpretatie van een prestatiebeschrijving levert naar mijn mening nog geen voorwaardelijke inschrijving op. Zuiverder zou zijn geweest de inschrijving ongeldig te verklaren wegens strijd met artikel 01.01.03 RAW nu in de eenheidsprijs niet alle kosten zijn opgenomen. In de uitspraak in eerste aanleg van de Rechtbank Den Haag van 12 februari 2015, C/09/479579/KG ZA 14-1548, JAAN 2015/77, wordt door de Voorzieningenrechter wel aansluiting gezocht bij artikel 01.01.03 RAW, hoewel de uiteindelijke ongeldigverklaring daar dan weer werd uitgesproken op grond van artikel 2.22.1 ARW.

Gezien de duidelijke strijd met artikel 01.01.03 RAW wekt het enige verbazing dat het in deze kwestie tot een hoger beroep is gekomen. Het hoger beroep lijkt een voedingsbodem te kennen in het standpunt van de aanbestedende dienst in eerste aanleg dat sprake zou zijn van een voorwaardelijke inschrijving. In hoger beroep gaat appellant met meerdere grieven namelijk met name in op het standpunt dat sprake is van een onvoorwaardelijke inschrijving omdat appellant ten alle tijden gehouden is de desbetreffende bestekspost uit te voeren voor de opgegeven eenheidsprijs van € 10,- per stuk. Dit standpunt miskent dat alle kosten in de eenheidsprijs moeten zitten om de toets van 01.01.03 te doorstaan en daarmee kunnen de grieven niet slagen. Het Hof zoekt evenwel geen duidelijke aansluiting bij artikel 01.01.03 RAW, maar schuift de grieven van appellant voornamelijk terzijde door te oordelen dat de prijsopgave onvoorwaardelijk moet zijn.

In hoger beroep voert appellant ook een nieuw argument aan, namelijk dat het zou gaan om een geschil dat in de uitvoeringsfase zou moeten worden beslecht. Het is wat eentonig, maar ook dit argument is strijdig met artikel 01.01.03 en 01.01.04 RAW. Als niet alle kosten in de eenheidsprijs zijn opgenomen, zoals hier het geval is, dan moet de inschrijving ongeldig worden verklaard. Het Hof zoekt ook hier echter geen aansluiting bij de RAW systematiek, maar oordeelt dat een duidelijk onjuiste uitleg van een bestekspost geen uitvoeringsprobleem betreft, maar de geldigheid van de inschrijving raakt. An sich geen onjuist oordeel, maar het had eenvoudiger en strakker langs de RAW lijn gekund.

Conclusie is dat een inschrijver bij een verzoek tot toelichting van ingediende eenheidsprijzen dit verzoek niet te lichtvaardig moet opvatten en bij de beantwoording heel duidelijk binnen de kaders van 01.01.03 lid 02 RAW moet blijven. De toelichting moet ook duidelijk inzicht geven in de opbouw van de eenheidsprijs. Voor de aanbestedende dienst heeft te gelden dat bij strijd met artikel 01.01.03 lid 02 RAW het nadrukkelijk aanbeveling verdient de ongeldigheid ook effectief te baseren op strijd met de RAW systematiek. Dat is de kortste en eenvoudigste weg naar huis.

Instantie en datum: Gerechtshof Den Haag
Zaaknummer: 200.166.975/01
ECLI (indien toegewezen): ECLI:NL:GHDHA:2015:3202