Kabelschade: gedeelde smart is halve smart

Verkeerde liggingsgegevens van kabels en leidingen zijn aannemers al jaren een spreekwoordelijke doorn in het oog. Ontbrekende, onjuiste en onduidelijke liggingsgegevens veroorzaken immers een hoop extra kosten en vertraging bij het daadwerkelijk lokaliseren van de kabels en leidingen. En dan nog maar te zwijgen over de aansprakelijkheid die al snel op de loer ligt wanneer de aannemer – al zijn inspanningen om de kabels en leidingen te lokaliseren ten spijt – alsnog een kabel of leiding beschadigt tijdens de uitvoering van het werk.

Erik Gierman advocaat bij Severijn Hulshof

In een recent arrest van het Hof Den Haag van 7 april 2020 is een (vrij zeldzaam) voorbeeld terug te vinden van een aannemer die van mening was dat de spreekwoordelijke maat vol was en daarom de aanval koos. Deze aannemer sprak namelijk de netbeheerder aan voor de stagnatieschade die hij had geleden vanwege door hem zelf veroorzaakte schade aan twee laagspanningskabels. De netbeheerder zette de tegenaanval in en vorderde op zijn beurt in reconventie de schade die aan de kabels was ontstaan.

Wat was er nu voorafgegaan aan deze graafschade wat maakte dat juist de aannemer schade vorderde van de netbeheerder?

In het kader van werkzaamheden voor de oeverreconstructie van het Rijn-Schiekanaal (in opdracht van de provincie Zuid-Holland) had de aannemer keurig graafmeldingen gedaan. Vervolgens kreeg hij van de netbeheerder informatie over de ligging van twee laagspanningskabels in de nabijheid van het werk. Daarop heeft overleg plaatsgevonden tussen de netbeheerder(s) en de aannemer over de ligging van kabels en leidingen, waarbij ook de provincie aanwezig was.

Duidelijk was dat de verstrekte gegevens van de twee laagspanningskabels onvoldoende nauwkeurig en onbetrouwbaar waren om hun ligging te kunnen bepalen. Daarom werd het noodzakelijk geacht dat de kabels door de netbeheerder zouden worden verlegd. De provincie heeft de aan de netbeheerder verleende ontheffingen voor de bestaande tracés ingetrokken en hem verzocht de kabels voor 1 juli uit de conflicterende gebieden te verwijderen. De netbeheerder heeft dat echter niet gedaan, maar de provincie heeft  afgezien van handhaving van de beschikking.

De aannemer heeft voorafgaand aan de uitvoering in augustus nog geprobeerd om de kabels zelf te lokaliseren maar is daarin niet geslaagd. Omdat de netbeheerder en de aannemer er beiden wel vanuit gingen dat de bewuste kabels in een mantelbuis van de openbare verlichting zouden moeten liggen, is de aannemer voor de ligging van de bewuste laagspanningskabels uitgegaan van de ligging van de kabels van de verlichting.

De ligging van de mantelbuis met de kabels van de verlichting is gelokaliseerd (in opdracht van de gemeente) door de beheerder van de openbare verlichting, een zusterbedrijf van de netbeheerder van de laagspanningskabels.

De aannemer heeft bij het inbrengen van de damwand de twee laagspanningskabels geraakt omdat de ligging kennelijk toch afweek van de ligging van de gelokaliseerde mantelbuis voor de openbare verlichting. Het werk lag stil en de aannemer leed daardoor schade.

De aannemer vond dat de netbeheerder zijn verplichtingen onder de WION (thans WIBON) had geschonden omdat hij – kort samengevat – liggingsgegevens had verstrekt die onvoldoende nauwkeurig waren. Voorts was de aannemer van mening dat de door de beheerder van de openbare verlichting indirect afgeleide (maar onjuist gebleken) ligging van de laagspanningskabels als fout ook toe te rekenen was aan de netbeheerder. Tot slot voerde de aannemer aan dat de netbeheerder ten onrechte geen opvolging had gegeven aan het intrekken van de ontheffingen van de tracés en het bijbehorende verzoek van de provincie om de kabels te verwijderen.

Geen van deze argumenten helpt de aannemer evenwel verder: zowel de rechtbank als het Hof vinden dat de aannemer een resultaatsverplichting had om daadwerkelijk in het veld vast te stellen dat er geen laagspanningskabels in haar graafgebied aanwezig waren. Daarop wordt de vordering van de aannemer afgewezen. De tegenvordering van de netbeheerder sneuvelt echter ook, omdat de rechtbank en het Hof oordelen dat de aannemer aan zijn zorgplicht heeft voldaan door uit te gaan van de indirect bepaalde ligging aan de hand van de lokalisatie van de mantelbuis van de verlichting door de beheerder van de openbare verlichting.

De uitspraak laat maar weer eens zien dat het daadwerkelijk lokaliseren van kabels en leidingen door de aannemer een keiharde resultaatsverplichting is en dat daarmee zelfs een netbeheerder die onduidelijke gegevens verstrekt en geen opvolging geeft aan het verzoek om kabels te verwijderen uit de wind wordt gehouden.

In: Cobouw opinie 2020/10