- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

Irreële of abnormaal lage prijzen

De rechtbank neemt als uitgangspunt dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een irreële of abnormaal lage prijs dat terughoudendheid op zijn plaats is. Geoordeeld wordt dat voorop staat dat een inschrijving pas als irreëel wordt aangemerkt als op voorhand vast staat dat de inschrijver zijn inschrijving niet kan waarmaken en zal tekortschieten in de nakoming. Daarbij is het aan de klagend inschrijver om aannemelijk te maken dat de inschrijfsom van de winnaar irreëel is. De eigen bedrijfsvoering of het eigen prijsvormingsproces van de klagend inschrijver wordt niet als maatgevend gezien. De meeste vorderingen stranden op het aannemelijk maken, zo ook in de Amsterdamse kwestie. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat een inschrijving abnormaal laag is als sprake is van een inschrijfsom die dusdanig laag is dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een inschrijver een fout heeft gemaakt of een dumpprijs heeft geboden om de opdracht te verkrijgen. Maar ook dit is veelal een struikelblok in procedures, ook in de Amsterdamse kwestie. Het argument van klagend inschrijver dat de aanbestedende dienst verplicht is een abnormaal lage inschrijving te onderzoeken wordt door de rechtbank niet gevolgd. Uit artikel 2.116 van de Aanbestedingswet volgt dat de aanbestedende dienst een discretionaire bevoegdheid heeft om te beoordelen of sprake is van een abnormaal lage inschrijving. Dit artikel is geschreven ter bescherming van de belangen van de aanbestedende dienst, en niet ter bescherming van inschrijvers.

Soms lukt het overigens wel een inschrijving als irreëel ongeldig te laten verklaren. Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 maart 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:3794. De rechtbank oordeelde daar dat prijzen van de winnend inschrijver vanuit kostenperspectief niet te verantwoorden waren.