- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

Geen ISO of VCA certificaat, geen probleem

Allereerst kan beroep worden gedaan op de kennis en ervaring van derden. Volgens vaste jurisprudentie kan onder die kennis en ervaring ook worden geschaard een beroep op een ISO of VCA kwaliteitscertificaat van een derde. Het niet onlogische argument dat een dergelijk certificaat toch “bedrijfsgebonden” is, wordt door de civiele rechter gepasseerd met de uitleg dat de wet noch de rechtspraak onderscheid maakt naar bedrijfsgebonden certificaten. Voorwaarde is wel dat de inschrijver kan aantonen voor de uitvoering van de opdracht daadwerkelijk over de bekwaamheden van die derden te kunnen beschikken.

Daarnaast toont recente rechtspraak aan dat artikel 2:96 lid 2 Aanbestedingswet 2012 de inschrijver een goede mogelijkheid biedt om het ontbreken van een kwaliteitscertificaat te omzeilen. In dat artikel is bepaald dat de aanbestedende dienst ook andere bewijzen inzake gelijkwaardige maatregelen op het gebied van kwaliteitsbewaking moet accepteren. Op zich ligt dan voor de hand de gedachte dat die gelijkwaardigheid moet worden aangetoond middels externe audits. De Voorzieningenrechter in Limburg oordeelde in juli 2015 evenwel dat externe audits wettelijk gezien geen vereiste zijn om gelijkwaardigheid aan te tonen. Een inschrijver had delen uit zijn handboek, alsmede een eigen verklaring ingediend ter onderbouwing van gelijkwaardigheid ten opzichte van een ISO certificaat. De aanbestedende dienst had een en ander zélf getoetst en geconcludeerd dat sprake zou zijn van gelijkwaardigheid. De Voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat deze gelijkwaardigheidstoets niet ongeoorloofd is en dat de aanbestedende dienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het niveau van het kwaliteitsmanagementsysteem van deze inschrijver gelijkwaardig is aan het niveau van het ISO-certificaat.

Hier valt het nodige op af te dingen. De aanbestedende dienst is in beginsel niet of onvoldoende deskundig ten aanzien van een dergelijke gelijkwaardigheidstoets, er wordt een stevige beoordelingsvrijheid voor de aanbesteder geïntroduceerd bij een minimumeis terwijl de aanbestedende dienst belang heeft bij de uitkomst van die toets en tot slot betekent deze beoordelingsvrijheid een ondermijning van de certificeringspraktijk in Nederland. Het oordeel van de Voorzieningenrechter lijkt dan ook strijdig met het gelijkheids- en transparantiebeginsel.

Zolang er geen correctie op deze rechtspraak is gevolgd, moeten inschrijvers deze uitspraak vooral in hun voordeel gebruiken bij hun betoog dat sprake is van gelijkwaardigheid ten aanzien van hun kwaliteitscertificaat.