- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

De bollenplaatvloeren juridisch (wederom) in de schijnwerper

Ten eerste was er op 15 maart 2023 (ECLI:NL:RBNNE:2023:1083 [1]) een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland ten aanzien van een bedrijfsgebouw met een bollenplaatvloer waarbij de discussie draait om de vraag of sprake is van een ernstig gebrek / instortingsgevaar. En op 6 juni 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:4683 [2]) was er dan nog de hoger beroep uitspraak van het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden in de kwestie van Bubbledeck tegen BAM. Geoordeeld is dat BAM niet aansprakelijk is jegens Bubbledeck voor omzet- en reputatieschade.

In deze bijdrage zal ik alleen nader ingaan op de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland omdat die technisch (veel) interessanter is. In deze kwestie ging het om de constructieve veiligheid van de bollenplaatvloeren die door een aannemer in een hoofdkantoor van opdrachtgever waren aangebracht. Het hoofdkantoor is gebouwd onder vigeur van de UAV-GC en is opgeleverd in november 2008. Na de instorting van de parkeergarage in Eindhoven in 2017, waar vergelijkbare bollenplaatvloeren waren toegepast, leefden er bij opdrachtgever twijfels over de veiligheid van een dergelijke betonvloer. In 2018 is een eerste beoordeling van de constructieve veiligheid uitgevoerd op basis van het ministeriele Stappenplan 2017. Dat heeft geleid tot het ontruimen van twee verdiepingsvloeren. Vervolgens is een aansprakelijkstelling voor verborgen ernstige gebreken naar de aannemer gezonden. Diverse vervolgonderzoeken hebben niet tot (minnelijke) overeenstemming geleid.

Omdat het werk al in 2008 is opgeleverd, en de opdrachtnemer na oplevering in beginsel niet meer aansprakelijk is voor gebreken, resteerde er voor opdrachtgever alleen nog het aanspreken van de opdrachtnemer op grond van paragraaf 28 lid 2 sub b UAV-GC. Daarin staat dat de aannemer tot 10 jaar na oplevering aansprakelijk is indien het werk geheel of gedeeltelijk dreigt in te storten hetzij het werk ongeschikt is geraakt of ongeschikt dreigt te geraken voor de beoogde bestemming en dit slechts kan worden verholpen of kan worden voorkomen door het treffen van buitengewone en zeer kostbare voorzieningen.

De rechtbank is van oordeel dat opdrachtgever niet heeft aangetoond dat sprake is van een dergelijk ernstig gebrek. In haar beoordeling heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende aspecten:

De rechtbank oordeelt dan ook dat zij bij de beoordeling of er sprake is van een ernstig gebrek behoefte heeft aan een onafhankelijk en onpartijdig deskundigenbericht. Onderdeel van dat deskundigenbericht moet zijn het uitvoeren van een proefbelasting van de bollenplaatvloeren om te zien of voldaan wordt aan de (veiligheids)eisen van NEN 8700. Ook moet in het deskundigenrapport de vraag beantwoord worden of sprake is van een situatie dat het Gebouw geheel of gedeeltelijk dreigt in te storten.

Conclusie: de aannemer kan na dit tussenoordeel voorlopig weer rustig ademhalen. Maar of dat zo blijft hangt af van de uitkomst van het deskundigenonderzoek.

In Beton & Staalbouw 3, 2023