- Severijn Hulshof - https://www.severijnhulshof.nl -

Afrekening in regie

Verrichte werkzaamheden in regieovereenkomsten worden afgerekend tegen vooraf overeengekomen uurtarieven. Via die tarieven (met opslagen) krijgt een aannemer ook voor kostenverhogende omstandigheden en meerwerk betaald, zodat daarvan strikt genomen geen sprake kan zijn.

Dit betekent echter niet dat een opdrachtgever zonder meer “uurtje-factuurtje” moet afrekenen, omdat de wet bepaalt dat hij uiteindelijk een redelijke prijs moet betalen. Aanneming in regie is geen blanco cheque voor een aannemer.

Wat kan een opdrachtgever aanvoeren, indien hij van mening is dat de in rekening gebrachte uren c.q. de prijs zijns inziens niet redelijk is? Aan de hand van een aantal uitspraken is dit goed inzichtelijk te maken, net als overigens de verplichtingen van een aannemer bij de afrekening van regiewerkzaamheden.

Het Gerechtshof in Den Bosch heeft in een tweetal arresten duidelijke lijnen uitgezet (ECLI:NL:GHSHE:2016:1046, en ECLI:NL:GHSHE:2017:2779). In die beide zaken had de aannemer aangevoerd dat de opdrachtgever zijn rechten verspeeld had om de door hem in rekening gebrachte uren/kosten aan de orde te stellen, en te betwisten. Dit is voor een opdrachtgever extra van belang bij werkzaamheden in regie.

Het Gerechtshof overweegt namelijk, dat de opdrachtgever de facturen na ontvangst inderdaad niet had betwist, noch wat betreft de in rekening gebrachte prijs, noch wat betreft de opgevoerde werkzaamheden. Het gevolg is dat het Gerechtshof er voorshands – dat is dus overigens nog niet absoluut – vanuit gaat dat uit de afgetekende urenstaten en werkbonnen, facturen van leveranciers in rekening gebrachte werkzaamheden en het in rekening gebrachte materiaal en materieel daadwerkelijk zijn verricht respectievelijk is geleverd. Sterker nog, het Gerechtshof oordeelt ook, dat in het geval materiaal/materieel is geleverd in strijd met een afspraak van partijen om op voorhand goedkeuring te vragen door middel van een bestelbon, dit in principe niet betekent dat de opdrachtgever de kosten van dat daadwerkelijk wel geleverde materiaal en ingezette materieel niet verschuldigd zou zijn.

Wel overweegt het Gerechtshof dat het voorgaande op zich nog onvoldoende is om direct vast te stellen dat de door de aannemer in rekening gebrachte prijs een redelijke prijs is, en dat de opdrachtgever zijn rechten heeft verspeeld. De opdrachtgever was op een gegeven moment gestopt met het tekenen van de werkbonnen.

Het Gerechtshof bekijkt de kwestie vervolgens met een praktische bril. Het Gerechtshof oordeelt het heel goed voorstelbaar is dat een opdrachtgever gedurende de eerste maanden van de uitvoering van een grootschalig werk – waarvan in één van zaken inderdaad sprake was – mede in goed vertrouwen werkbonnen heeft afgetekend en facturen zonder protest heeft betaald, en pas “gaande de rit” zich op het standpunt gaat stellen dat van een redelijke prijs geen sprake (meer) is.

Van een opdrachtgever mag worden verwacht dat hij alerter is en eerder aan de bel trekt als hij meent dat “veel meer” in rekening wordt gebracht dan waarmee hij rekening had moeten houden. Het Gerechtshof overweegt ook, dat een opdrachtgever met goede, onderbouwde argumenten moet komen om de aanspraken van de aannemer te weerleggen.

Hoe de Raad van Arbitrage voor de Bouw met regieovereenkomsten omgaat toont de uitspraak van 20 maart 2019 (geschilnr. 36.267). In die kwestie was ten eerste – en dat is bijzonder – expliciet afgesproken dat de aannemer meerwerk in regie mocht uitvoeren. Niettemin was ook in die kwestie onenigheid ontstaan over de prijs daarvan, en had de aannemer aangevoerd dat de opdrachtgever eerder commentaar op de door hem uitgevoerde werkzaamheden en daarvoor in rekening gebrachte kosten had moeten geven dan de opdrachtgever bij monde van zijn bouwadviseur had gedaan. De werkzaamheden waarvoor aannemer betaling vorderde had hij deels begin 2017 al uitgevoerd, en in april 2017 gefactureerd. Vervolgens zijn ook nog in juli 2017 werkzaamheden in rekening gebracht. Namens de opdrachtgever waren eerst in september 2017 opmerkingen gemaakt.

Alvorens de diverse meerwerkposten langs te lopen, overweegt arbiter hoe een aannemer met het in rekening brengen van regiewerkzaamheden moet omgaan. Arbiter geeft duidelijk aan dat een aannemer bij regiewerkzaamheden een nauwkeurige administratie moet voeren; nog nauwkeuriger dan bij werken op een andere basis, lijkt daaruit – terecht – te kunnen worden afgeleid. De opdrachtgever moet immers in staat zijn om de opgevoerde kosten te controleren.

Echter, en in lijn met de arresten van het Gerechtshof, oordeelt arbiter dat de door of namens de opdrachtgever te verrichten controle dan wel op een zodanig tijdstip dient te gebeuren dat de aannemer de gelegenheid heeft op een andere wijze te administreren of anderszins duidelijk(er) zijn aanspraken te onderbouwen. Als voorbeeld noemt arbiter het opstellen van dag- of weekrapportages, om die vervolgens aan de (vertegenwoordiger van de) opdrachtgever ter goedkeuring voor te leggen.

Te meer, nu de opdrachtgever “zelf het gevoel kreeg dat door aanneemster werd gesjoemeld met de uren”. De periode tussen begin 2017 en september 2017 oordeelt arbiter als te lang. Hij kan dan nog slechts zijn eigen beoordeling of de in rekening gebrachte uren redelijk zijn verrichten. Het Gerechtshof lijkt hier toch soepeler met de reactietermijn om te gaan.

Kortom, een aannemer dient bij regiecontracten een meer dan gemiddeld nauwkeurige – zo nodig aan te passen – administratie bij te houden, die een opdrachtgever tijdig en gemotiveerd moet (kunnen) controleren, alles in het licht van een uiteindelijk redelijke prijs.