Rangorderegeling

Aannemingsovereenkomsten zijn zeker bij grotere bouwprojecten heel vaak gestapelde contracten, voorzien van veel bijlagen. Die bijlagen zullen in veel gevallen een bestek met de bijbehorende tekeningen zijn, nota’s van inlichtingen en/of wijzigingen, en “aparte” – door een contractspartij zelf opgestelde - algemene voorwaarden. “Apart”, omdat niet uit het oog moet worden verloren dat via een STABU of RAW bestek – doorgaans – de UAV-2012 van toepassing zijn verklaard; de UAV-2012 zijn gewoon een set algemene voorwaarden. Welke voorwaarden natuurlijk in het bestek zeer regelmatig op onderdelen (ingrijpend) gewijzigd zijn.

Bard van Veen advocaat bij Severijn Hulshof

Opdrachtgevers en opdrachtnemers hebben er baat en belang bij om in gestapelde contracten hun weg te kunnen vinden, maar ook tussen de contractstukken zelf.

Par. 2 UAV-2012 bevat een rangorderegeling, die de verhouding tussen het bestek en de behorende bijlagen regelt, dus in contractstukken. Die regeling komt er in het kort erop neer dat bij tegenstrijdige bepalingen in onderdelen van het bestek a) een nieuw geschreven of getekend document voorgaat aan een oud geschreven of getekend document, b) een beschrijving voorgaat aan een tekening en c) een bijzondere regeling voor een algemene regeling. Verder is bepaald dat die regels onderling a vóór b en c gaat, en b vóór c. Als deze regels niet tot een oplossing leiden wordt de tegenstrijdigheid uitgelegd ten nadele van degene die het bestek heeft opgesteld.

In de contractuele verhouding tussen de opdrachtgever en een hoofdaannemer is dit duidelijk. In de verhouding hoofdaannemer-onderaannemer evenzeer, omdat de opdrachtgever in die verhouding immers de hoofdaannemer is voor wiens rekening en risico dan het tegenstrijdig bestek komt.

De regeling in de UAV-2012 heeft echter maar een beperkte reikwijdte. En dan heeft nog te gelden dat de UAV-2012 – zeker als die niet via een (volledig) bestek van toepassing worden verklaard – daadwerkelijk correct op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard. Zo niet, dan geldt par. 2 UAV-2012 in het geheel niet.

Een andere rangorderegeling is die, welke de verhouding tussen contractstukken onderling regelt.

In een hoofdaannemer-onderaannemer situatie zal een rangorderegeling er vaak op neerkomen dat de hoofdaannemer wil dat de overeenkomst tussen hem en zijn principaal prevaleert boven de onderaannemingsovereenkomst. De overeenkomst tussen de principaal en de hoofdaannemer omvat vrijwel altijd ook het bestek, op grond waarvan – bijvoorbeeld – de UAV-2012 in al dan niet aangepaste vorm gelden. Dan is het ook nodig goed te letten op de eventueel door de hoofdaannemer van toepassing te verklaren “aparte” algemene voorwaarden.

Vaak staat een dergelijke regeling in op de overeenkomst van toepassing te verklaren algemene voorwaarden; dat kan ook gewoon. Een risico hierbij is dan wel, dat die algemene voorwaarden correct van toepassing worden verklaard. Anders geldt de regeling niet. Een ander risico is, dat meerdere sets algemene voorwaarden van toepassing worden verklaard, die beide een van elkaar afwijkende rangorderegeling kennen. In dat geval moet de overeenkomst worden “uitgelegd”; wat is de bedoeling van partijen geweest, hoe zijn de voorwaarden van toepassing verklaard, wat is de verhouding tussen de contractspartijen etc. (zie HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1125 “ForFarmers B.V./X”). Met als mogelijk resultaat dat de door de ene partij gewenste rangorde niet geldt.

Het verdient derhalve de voorkeur een dergelijke rangorderegeling in de tekst van de overeenkomst zelf te verwoorden. En aan de rangorderegeling zelf de nodige aandacht te besteden, door goed te kijken naar de contractstukken waarop de regeling ziet, maar ook in de contractstukken zelf. Vergelijk het maar met op elkaar gezette glazen, waarin van bovenaf champagne wordt gegoten.

Wil men voorkomen dat de “aparte” algemene voorwaarden lager in rang zijn, dan zullen die door een hoofdaannemer hoger in rang moeten worden geplaatst. Onder omstandigheden kan het voor de hoofdaannemer echter ongunstig zijn, omdat er op die manier verschillen kunnen ontstaan tussen zijn contractsverplichtingen richting de principaal en die tussen hem en de onderaannemer. Dit speelt bijvoorbeeld bij contractuele boetes, en bij geschillenbeslechting. Aan de andere kant zijn de “aparte” algemene voorwaarden doorgaans voor hem gunstiger en bieden hem dus meer ruimte c.q. aanspraak op de onderaannemer dan het bestek.

Een mooi voorbeeld is de uitspraak in een bevoegdheidsgeschil tussen een hoofdaanneemster en een onderaanneemster (Rb. Rotterdam 8 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:1995). De onderaanneemster had de hoofdaanneemster aangesproken tot betaling, waarbij de hoofdaannemer zich vervolgens verweerde met de stelling dat de Rechtbank onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen, omdat zijn eveneens op de overeenkomst van toepassing zijnde “aparte” algemene voorwaarden bepaalden dat de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd was.

De rechtbank stelt vast dat het bestek in afwijking van par. 49 UAV-2012 de burgerlijke rechter bevoegd verklaart, en de algemene voorwaarden van hoofdaannemer de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Er is dus sprake van een tegenstrijdigheid, die via de in de algemene voorwaarden van de hoofdaanneemster opgenomen rangorderegeling moest worden opgelost. Op grond van die regeling is het bestek hoger in rang, dus verklaarde de rechtbank zich onbevoegd. Terwijl hoofdaanneemster wellicht een goede reden had om de Raad van Arbitrage voor de Bouw bevoegd te maken, welke redenen bovendien heel wel voorstelbaar zijn.

Het voorgaande leert dat het goed is om een bepaling omtrent geschillenbeslechting expliciet in de overeenkomst zelf op te nemen.

Kort en goed, het ondoordacht stapelen en doorleggen van contractvoorwaarden is altijd gevaarlijk. Wil men discussies en ongewenste situaties voorkomen, verdient het opstellen van een bij voorkeur in de overeenkomst zelf op te nemen correcte rangorderegeling, alle aandacht.